Samenwerken in het wielerpeloton is de metafoor van onze samenleving
Hoewel Guillaume Martin nooit de Tour de France zal winnen, heeft hij met ‘het peloton en ik ‘ een winnend boek geschreven. Zelden heb ik een boek van een topsporter gelezen (hij was vorig jaar 7e in de Tour!) die de complexiteit van zijn eigen sport zo doorgrondt. Maar indrukwekkender nog is de spiegel die hij onze maatschappij weet voor te houden. We moeten samenwerken om samen te kunnen leven, maar ojee, wat is dat lastig als het erop aankomt.
Wielrenners in het peloton zijn gedwongen samen te werken om de eindstreep te halen. Ze zijn van elkaar afhankelijk gedurende de race, maar uiteindelijk wint er maar één. En dat maakt wielrennen een hele interessante, maar ook zo complexe sport.
Martins filosofie staat in de traditie van de Franse existentialistische filosofen van de 20e eeuw, ‘l’enfer c’est les autres’. Maar Martin is zeker in de eerste driekwart van het boek optimistischer, hij omarmt het onvermijdelijke van de afhankelijkheid die mensen hebben. Sterker nog “de grote uitdaging is het verenigen van particuliere ambities met collectieve successen”. Wielrenners, mensen, organisaties (?) hebben elkaar nodig om de eigen doelen te behalen in de koers én in de samenleving. “Is het immers niet zo, als we even uitzoomen, dat het leven een solitaire ervaring is die wordt beoefend in een gemeenschap”.
Wielrenners en de burgers van een samenleving zijn tegelijkertijd zowel alleen, als samen in de groep. In de wielerwedstrijd en in het leven moet je daarom samenwerken om verder te komen en je eigen doelen te realiseren. Geen wielrenner zal een wedstrijd alleen kunnen winnen. Dankzij je team én dankzij het peloton komt iedereen in relatief goede gezondheid en met plezier bij de finish. Maar daar zit tegelijkertijd de lastigheid van het wielrennen en waarschijnlijk ook van de samenleving, want “in een competitie wil elke sporter uitblinken en winnen”. Maar in het wielrennen wint er altijd maar één… , en zelfs veelwinners als Merckx, Hinault en Pogacar hebben in hun carrière meer wedstrijden verloren dan gewonnen. “het egoïsme zit ingebakken in het wezen van de sporter. Alleen kan hij het simpelweg niet zijn eentje”.
Gelukkig zijn er in een samenleving heel veel manieren om ‘te winnen’, oftewel om je eigen doelen te bereiken. Maar ook hier ben je afhankelijk van anderen om je eigen doelen te realiseren. Martin is ervan overtuigd dat “een echte band alleen tot stand kan komen via een directe uitwisseling tussen twee personen”. Tegelijkertijd is hij ook normatief, want samenleven vraagt inspanning, echt contact en de bereidheid je te verdiepen in de belangen van de ander, samenwerken is mensenwerk!. “Elke tussenkomst van een instituut, machine of algoritme is misleidend: het wekt de indruk dat het makkelijk is om een samenleving, dat wijdvertakte menselijk netwerk, tot stand te brengen”. Dit is mij uit het hart gegrepen, want samenwerken vraagt tijd, oprechte aandacht \ en voortdurende interactie tussen betrokkenen. Het is niet iets wat je in twee Zoomsessies er even bij doet.
In het laatste deel van ‘Het peloton en ik’ lijkt Martin meer en meer de klassieke existentialistische filosoof te worden, bijvoorbeeld met de stelling dat: “het leven een concurrentiespel is”. Ik vraag e echter af of dit Martin zelf is, of dat in de vertaling te gemakkelijk over de nuances van het samenwerkingsgedachtegoed is heengestapt. Vanuit het perspectief van samenwerken is het opvallend hoe Martin de zorgvuldige definities die hij in de eerste 150 bladzijdes opbouwt, daarna op één hoop lijkt te gooien. Concurrentie en competitie zijn namelijk twee heel verschillende zaken, maar worden helaas door elkaar gebruikt. Iedere organisatieadviseur heeft geleerd dat doel en resultaat echt ieders anders zijn en in een samenwerkingsvraagstuk is het uit elkaar houden van ambities en belangen een cruciale stap om te komen tot gezamenlijkheid.
Ik kijk uit naar Guillaume Martins volgende boek, waarin hij deze nuances verder uitwerkt. In het wielerpeloton is er namelijk heel veel competitie, kijk maar naar het schitterende gevecht afgelopen weken tussen Vignegaard en Pogacar. Maar is er opvallend weinig moordende concurrentie waarbij alles geoorloofd is (ok, behalve wellicht in de tijd van Lance Armstrong). Niet voor niets wachtte Vignegaard in de Pyreneeën op Pogacar toen die gevallen was in de afdaling van de Col de Spandelles. Samenleven is samenwerken en dat is inderdaad best vaak competitie, maar een samenleving gebaseerd op concurrentie en survival of the fittest zal onherroepelijk uit elkaar vallen.
Leestijd | 3 minuten |
Auteur(s) | Robin Bremekamp |
Gerelateerd
Content die aansluit bij 'Samenwerken in het wielerpeloton is de metafoor van onze samenleving'