Handboek Teamcoaching: Helpen zonder bemoeizucht
Voor de opleiding Executive Teamcoaching ben ik het boek van Martijn Vroemen aan het lezen: Handboek Teamcoaching: Helpen zonder bemoeizucht. Het boek was Ooa boek van het jaar in 2018. Het is een goed beschreven boek en een echte aanrader voor iedereen die met teams werkt. Het boek stond al een tijd op mijn lijstje en eindelijk komt het ervan. Op dit moment zit ik midden in het boek. Toch is er al één vraag die ik waard vind om op te reflecteren, te weten: is een team de juiste naam voor een groep mensen die over de grenzen van de eigen organisatie met elkaar samenwerkt? Laat mij dit toelichten.
Op pagina 19 van het boek van Vroemen schrijft hij: “Een team is een bijzondere groep van beperkte omvang, waarin met een diversiteit aan talenten een complete taak wordt volbracht en waarbij de leden veel zelforganisatie hebben.” Een team is daarmee anders dan een groep. Ieder team is een groep mensen, maar niet iedere groep vormt een team.
Als we het hebben over mensen die samenwerken over de grenzen van de eigen organisatie, over wat voor een soort groepen spreken wij dan? Vaak gaat het om een stuurgroep of een overlegorgaan waarin leden met elkaar deelnemen om taken te verdelen en afspraken te maken. In sommige gevallen gaat het om een groep waarbinnen de leden samen een taak moeten uitvoeren. We kunnen ook denken aan samenwerkingen in netwerken. In die gevallen gaat het vaak om een groot aantal organisaties met een nog grotere groep professionals die deelnemen in het netwerk. In de regel komt meer dan tien mensen vaak voor.
In de definitie van Vroemen zijn er twee kenmerken die wat mij betreft op gespannen voet staan met een groot deel van de groepen met mensen die over de grenzen van de eigen organisatie samenwerken. Ten eerste het volbrengen van een complete taak. In veel stuurgroepen en overleggen is men niet zozeer bezig een taak te volbrengen. Het gaat vooral om het voeren van een gesprek om taken op elkaar af te stemmen en samen te richten naar een gemeenschappelijk doel. Ten tweede de omvang van de groep. De ideale omvang van een team is vijf, zo argumenteert Vroemen, en de grens ligt ergens rond de tien. Dat betekent effectief dat grotere netwerken niet voldoen aan de definitie van een team. Kortom: in veel gevallen vormen mensen die samenwerken over de grenzen van de eigen organisatie geen team. Ze zijn een groep die bij elkaar komen.
Uiteraard geldt dit niet voor alle mensen die over organisatiegrenzen in groepen samenwerken. Soms zijn de groepen wel degelijk beperkt van omvang en werken ze samen aan een gemeenschappelijk doel. We spreken dan ook wel over alliantieteams.
Nu is de vraag: maakt het uit dat we in veel gevallen niet over een team kunnen spreken? Interessant vind ik wat Vroemen daarover schrijft op pagina 48. Hij stelt: “Zoals ik al eerder stelde is niet elke groep mensen waarin wordt samengewerkt een team. Het blijft een kwestie van definitie natuurlijk, maar helemaal triviaal is dit zeker niet. Want stel dat je tot zo’n groep hardwerkende mensen behoort, waarvan iedereen vindt dat ze een team moet zijn, maar waarbij je allerminst de ervaring hebt dat ze een team is? Dat levert frustratie op.” In deze lijn doorredenerend. Zou het kunnen zijn dat wij te veel verwachten van al die groepen mensen die over organisatiegrenzen heen met elkaar samenwerken? Is het een illusie dat zij een team kunnen vormen. Simpelweg omdat de groepen geen team zijn? Daarmee wek je te hoge verwachtingen over wat de groep met elkaar kan zijn en dat leidt bijna onherroepelijk tot frustratie.
Volgens Vroemen kun je de ergste frustratie van een groep wegnemen door aan te geven dat de groep geen team hoeft te zijn. Dat is geruststellend. Zijn advies: zet er een ander positief beeld tegenover. Hij gebruikt meerdere metaforen, waaronder het studentenhuis. In het studentenhuis heb je iets met elkaar, ook al woon je zelfstandig. Misschien wordt het tijd voor een goede metafoor; een metafoor die aangeeft dat het oké is om geen team te vormen. Dat je hier niet dezelfde verwachtingen aan moet verbinden als aan een team.
Ik daag iedereen uit om met een goede metafoor te komen voor groepen mensen die over de grenzen van de eigen organisatie samenwerken. Een metafoor die de verwachtingen tempert dat zij moeten opereren als team en dat een positief beeld oproept. Tot die tijd ga ik met de groepen die ik mag begeleiden, experimenteren met de metafoor van het studentenhuis.
Auteur(s) | Martijn Vroemen |
Gerelateerd
Content die aansluit bij 'Handboek Teamcoaching: Helpen zonder bemoeizucht'